18 januari 2017

 

Vorig weekend vond naar goede gewoonte de jaarlijkse roofvogeltelling plaats in het werkingsgebied van Natuurpunt De Bron (Tussen Leie en IJzer). Op precies 30 plaatsen trokken vrijwilligers er op uit om na te gaan hoeveel gevederde rovers er zich in onze streek ophouden.

 

 

Omdat het de vorige weken aardig koud was in Noord- en Oost-Europa waren de verwachtingen hoog gespannen. We hoopten immers dat er hierdoor heel wat roofvogels het relatief warmere Vlaanderen zouden hebben opgezocht. Dit bleek jammer genoeg niet het geval. Met 132 getelde rovers kwamen we toch ruim onder het aantal van vorig jaar, toen we er 195 hadden. Het is moeilijk hiervoor een duidelijke reden te vinden, maar het miezerige weer – vooral zondag – zal hier wel voor iets tussen zitten. Dat zorgde er wellicht voor dat heel wat roofvogels liever onzichtbaar in de dekking bleven zitten dan dat ze zich in volle glorie lieten bewonderen.

 

Op soortniveau bleef de vergelijking met vorig jaar wel overeind. De buizerd was de meest geziene soort met 62 exemplaren, gevolgd door de torenvalk met 50. Verder waren er nog 8 blauwe kiekendieven, 5 slechtvalken, 3 sperwers en 3 bruine kiekendieven van de partij. Als klap op de vuurpijl werd er in de Reningse broeken ook een smelleken gezien. Dit zeldzame kleine valkje komt al ettelijke jaren niet meer in Vlaanderen tot  broeden en wordt slechts heel zelden in het winterhalfjaar in onze streek opgemerkt. Heel leuk dus dat er net in het telweekend weer eens eentje opdook.

 

Ondanks de iets mindere cijfers van dit jaar mogen we er toch op wijzen dat er over de 16 jaar dat de roofvogeltelling nu al doorgaat globaal toch van een stijging sprake is. Laten we hopen dat dit zich de volgende jaren ook zo verder zet want een roofvogel in de vrije natuur zien, blijft een heerlijke belevenis.

 

Tekst: Wim Duran, coördinator Vogelwerkgroep Natuurpunt De Bron