5 februari 2016

 

30.000 Kolganzen en 24.000 smienten overwinteren op dit moment in de IJzervallei rondom het natuurgebied De Blankaart. In totaal overwinteren meer dan 80.000 vogels(*) in de IJzervallei; vogels die gebruik maken van de (natte) graslanden, rietkragen en moerasjes om eten te zoeken, te rusten en te overwinteren. Dit piekmoment valt toevallig samen met de 45ste verjaardag van de Conventie van Ramsar. De Conventie van Ramsar is een internationale overeenkomst inzake waterrijke gebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als leefgebied voor watervogels. Ze is genoemd naar de stad Ramsar in Iran, waar begin 1971 de internationale conferentie inzake draslanden en watervogels plaatsvond. Daar werd op 2 februari 1971 deze overeenkomst ondertekend. Het is de oudste internationale, multilaterale overeenkomst inzake milieubescherming. De IJzervallei heeft op basis van deze conventie een internationaal beschermd statuut.

 

De meest opvallende vogel onder de overwinteraars nabij De Blankaart is de kolgans; één van de “vriesganzen” die jaarlijks nabij De Blankaart overwintert.

 

Wie ’s winters in onze regio ganzen ziet overvliegen in hun typische V-vlucht, slaat de bal helemaal niet mis als hij het over vriesganzen heeft. Het zijn ganzen die we bij ons alleen opmerken in de herfst en winter, periodes met kans op vorst. Meer gevorderde natuurliefhebbers zijn met deze algemene naam niet voldaan en kijken wat scherper toe om te bepalen wat voor vriesganzen het zijn. Vriesganzen is de naam voor alle ganzen die bij ons in de winter in het wild voorkomen. De naam slaat zowel op de grauwe gans, de kolgans, de rietgans, de rotgans, de brandgans en de roodhalsgans. Kortom op gans de ganzenfamilie. Toch zullen de meeste natuurliefhebbers slechts een deel van deze ganzentroep opmerken. Een deel van die ganzen komt bij ons slechts in kleine aantallen voor of zijn heel uitzonderlijk. Andere soorten zijn met duizenden aanwezig. Bij ons in de IJzervallei gaat het vooral om de kolgans.

 

Het grote aantal overwinterende ganzen in de IJzervallei is een verschijnsel van de jongste 30 jaar. Uit notities van wijlen conservator Paul Houwen blijkt dat er in de jaren 1960 en 1970 in onze provincie bijna geen vriesganzen overwinterden. De toename van het aantal vriesganzen en de verdere verspreiding in de kustregio en de IJzervallei heeft vooral te maken met een toename van de broedpopulaties van de ganzen in het hoge noorden en hun beschermde status en de voedselbeschikbaarheid op de winterpleisterplaatsen bij ons.

 

De kolgans en de grauwe gans

 

Kolgans en grauwe gans dragen allebei een bruin verenkleed en hebben een roos-oranje snavel. Voor leken zijn ze op het eerste gezicht moeilijk uit elkaar te houden. Wie ze met een verrekijker in detail kan bekijken, ziet al snel enkele verschillen. Wat onmiddellijk opvalt, is de borst. Volwassen kolganzen dragen op hun borst zwarte horizontaal dwarse strepen. De grauwe gans heeft die niet en dat maakt de kleur van de borst veel lichter. Ook de snavel verschilt. De snavel van de kolgans is ietsje kleiner en draagt op het eind tegen de kop een witte band, de kol genoemd. Grauwe ganzen dragen deze kol niet, hun snavel is ietwat groter. Kolganzen danken hun naam dus aan die witte kol. In onze streek worden kolganzen door oudere mensen soms nog bij hun dialectnaam genoemd: “Franse soldaten” of “Franse gendarmes”. Die namen verwijzen naar de gelijkenissen met de dwarse strepen die deze Fransen destijds op hun uniform droegen.

 

Kolganzen zoeken hun voedsel vooral op uitgestrekte permanente graslanden in open poldergebieden. De aanwezigheid van water in de nabijheid is een pluspunt. De grashoogte mag niet te lang zijn. Kolganzen verkiezen bij voorkeur graslanden met gras van 10 tot 20 cm. Vandaar dat het voor het overwinteren van kolganzen in de IJzervallei belangrijk is dat de hooi- en graslanden kort de winter ingaan en niet al te sterk verruigen. Kolganzen gaan ook hun voedsel zoeken op akkers waar ze de oogstresten van aardappelen en suikerbieten eten. Ook wintertarwevelden worden bezocht. De Blankaartvijver is voor de kolganzen uit onze regio de belangrijkste slaapplaats. 

 

In de omgeving van De Blankaart kan je ’s morgens en ’s avonds genieten van een groots ‘ganzenspel’. De kolganzen die overdag in kleinere groepjes verspreid eten zoeken over de volledige IJzervallei, komen met duizenden slapen in de buurt van de Blankaartvijver. Van alle kanten komen ze dan in enorme zwermen aangevlogen. Tot na zonsondergang, want ook in het donker vinden ze hun slaapplek. Soms doe ik de voordeur open om te luisteren naar het overvliegen. Het wordt nooit stil. De hele nacht door praten ze met elkaar. Af en toe wat extra decibels, als er een groepje opvliegt en zich even verplaatst. Een vos in de buurt, een kat of een hermelijn die de troep verstoort?

 

Het aantal overwinterende kolganzen in de IJzervallei is vooral eind de jaren 1990 sterk toegenomen. Tot midden de jaren 1990 werden ’s winters enkele honderden kolganzen geteld, op het eind van de jaren 1990 gaat het al om enkele duizenden. Hun aantal groeit gestaag tot een gemiddelde van ongeveer 10.000 in de periode 2000-2005. De voorbije winters is hun aantal weer toegenomen en hadden we aantallen tot boven de 20.000. De IJzervallei is daarmee uitgegroeid tot één van de belangrijkste overwinterplaatsen voor kolganzen in Vlaanderen. De kolganzen komen bij ons aan vanaf november, hun aantal stijgt tot in januari. Vanaf maart vertrekken ze weer naar Noord-Rusland waar ze gaan broeden in de nattere gebieden van de toendra.

 

Winterganzen, winterschade?

De duizenden winterganzen die elke dag hun buik moeten vullen. Brengen die geen schade toe? Het gaat om beschermde soorten. Die vogels zijn in feite internationaal bezit en ons land moet die op basis van internationale verdragen in de winter gastvrijheid verlenen. Waar schade wordt toegebracht aan landbouwgewassen wordt die nu billijk vergoed. Vroeger moest dit via een omslachtig en bureaucratisch gedoe. De landbouwer moest via de vrederechter een juridische procedure starten die heel lang kon aanslepen. Nu moet de schade zo snel mogelijk gemeld worden bij ANB, die de schadeclaim dan verder administratief afhandelt en de schade laat uitbetalen.

 

Ganzen zijn grazers. Ze gaan hun voedsel vooral zoeken op vochtig grasland. Vele van die marginale graslanden liggen binnen natuurgebied en/of de overstroombare IJzervallei. Snuggere veehouders zijn niet ongelukkig met grazende ganzen op hun winters weiland als die ganzen in het najaar niet te vroeg arriveren en in het voorjaar op tijd vertrekken zodat er dus geen concurrentie ontstaat met het grazende vee. De ganzen hebben een ander graaspatroon dan koeien. Ganzen scheren in tegenstelling tot het vee, de grasmat gelijkmatig af. Ganzen nemen bij het grazen ook de door het vee genegeerde oudere graspollen mee zodat de ruigheid uit de weide verdwijnt. De ganzen eten dagelijks massa’s gras maar zorgen met hun uitwerpselen ook voor een degelijke en natuurlijke bemesting van het weiland. Het afgegeten grasland kan zich in de lente dan ook heel snel herpakken en uitgroeien tot een malse graasweide of een bloemenrijk hooiland. Van schade is hier dan geen sprake.

 

Anders is het gesteld als de winterganzen voedsel zoeken op winterakkers; wintertarwe bijvoorbeeld of graszaad. Het afgrazen van wintertarwe kan wel tot een minderopbrengst aan stro leiden maar zorgt niet altijd voor een verminderde korrelopbrengst. Veel hangt af van de omstandigheden waarin het tarweveld is afgegraasd. Als dat tijdens de dooi of in natte omstandigheden is gebeurd, kunnen de ganzen de jonge tarweplantjes uitrukken en het veld in blubber trappelen waardoor veel schade optreedt. In goede en droge omstandigheden is er zelfs geen schade omdat de tarwe na het afgrazen beter ‘uitstoelt’ waardoor ze meer aren oplevert met korter stro en meer graankorrels. Als onze Vlaamse gastvrijheid voor winterganzen tot landbouwschade leidt, dan moet die in ieder geval worden vergoed. Die gastvrijheid kan niet op de schouders van enkelen wegen.

 

(Kleine) zwanen in de Westhoek

 

Bij elke winterse overstroming zie je ze weer in de IJzer- en Handzamevallei: de zwanen. En ook hier houdt een niet geoefende kijker het bij de algemene benaming ‘zwanen’. Hij is blij met de statige verschijning en geniet. Want niemand blijft onberoerd als hij een vlucht zwanen ziet en hoort voorbijvliegen. De trage vleugelslag, het geruis van die vleugelslag en het geknor, getoeter of keffend geroep is indrukwekkend. Wie de zwanen van dichtbij kan beklijken, merkt al snel enkele verschillen op en maakt een onderscheid tussen de knobbelzwaan, de wilde zwaan en de kleine zwaan. Alle drie zijn ze te bewonderen in de regio. Met wat toeval zie je de drie soorten dobberen in dezelfde overstroomde Broek.

 

De knobbelzwaan is de meest algemene soort. Sommige zijn ooit uit gevangenschap ontsnapt en broeden bij ons. In de winter wordt hun soort aangevuld door gasten uit noordere landen. De knobbelzwaan is het makkelijkst te herkennen. De snavel is oranje met een zwarte basis en bij het volwassen mannetje is een duidelijke knobbel te zien. De knobbelzwaan heeft ook een typische agressieve zwemhouding. Ze zwemmen met boven de rug opstaande vleugels.

 

Wilde zwaan en kleine zwaan zijn sterk met elkaar verwant. De kleine zwaan is wel kleiner dan de wilde zwaan, maar dan ook weer niet zo niet klein als haar naam doet vermoeden. Het verschil zit hoofdzakelijk in de snavel. Die is bij beiden geel, maar de kleine zwaan heeft een kortere snavel en een rondachtige en aandachtige kop. Het geel van de snavel is klein en rond. Bij de wilde zwaan is het geel groter, het reikt tot over de helft van de snavellengte en eindigt in een scherpe punt.

 

Kleine zwanen kiezen voor grote en laaggelegen waterrijke gebieden en vochtige overstroombare graslanden. Ze voeden zich zowel met waterplanten als met gras en akkergewassen. De jongste jaren overwinteren er een 100-tal kleine zwanen in de IJzervallei, in meerdere groepjes en afhankelijk van waar er overstromingen zijn. Ze hebben vaste slaapplekken op o.a. het waterspaarbekken, de Blankaartvijver, de put van Nieuwkappelle en op de aanwezige waterplassen in de Broeken. De kleine zwanen die bij ons overwinteren, trekken in het voorjaar naar de toendra in het noorden. De dichtste broedplaats ligt op het schiereiland Kola aan de Witte Zee. Ze broeden ook op Nova Zembla en in het oosten van Siberië.

 

De broedgebieden van de twee andere zwanensoorten vertonen een paar gelijkenissen. Ook zij houden van ondiep water waarbij het plantaardige voedsel gemakkelijk van de bodem kan opgenomen worden. Net zoals zwemeenden, gaan de zwanen regelmatig grondelen waarbij ze de kop naar beneden half in en half uit het water een verticale stand innemen. De knobbelzwaan verkiest plantenrijke zoet- of brakwaterplaatsen in gematigde klimaatgebieden, de kleine zwaan opteert voor de noordelijke toendraplassen en de wilde zwaan trekt naar zoetwatermeren in noordelijke naaldbosgebieden en op kale hoogplateaus. Gezien de schaarse vegetatie in die meren, moet de wilde zwaan meer op land gaan om voedsel te vinden.

 

Bij ons zijn de drie soorten minder kieskeurig. Natte en overstroomde Broeken volstaan. In 1970 schreef Paul Houwen: “Mogen deze sierlijke vogels overal een gunstig onthaal genieten in de Westhoek en mogen de jagers in bewondering voor die onvervalste pracht, hun geweer laten zakken in eerbied voor de natuur, waarvoor ook zij verantwoordelijkheid dragen”. En zo is geschied.

 

Momenteel staat er wat water in de IJzerbroeken. Met wat zoeken tref je zeker kleine zwanen aan. Wie wat tijd heeft en de winterkou wil trotseren moet zeker eens bij valavond postvatten in de vogelkijktoren van De Blankaart of aan het kijkplatform langs de Vijfhuizenwegel. Met wat geduld zie je de slaaptrek van de grote en kleine zilverreiger, de bruine kiekendief en duizenden kolganzen die hun vaste slaapplek zoeken nabij de Blankaartvijver.

 

(*) 9.000 kieviten, 5.000 goudplevieren, 2.000 wintertalingen,…

 

 

Tekst: Guido Vandenbroucke, Conservator natuurgebied De Blankaart